Kompjoetur (MW)


De sfeer werd onrustig.
‘Hij zou hier nu wel moeten zijn.’
‘Ik heb bijna tien minuten geleden gebeld.’
‘Ik hoop dat we niet teveel uitlopen door dit gedoe.’
Koffiekopjes werden rondgeschoven. Mensen bladerden wat door hun agenda’s en staarden naar het projectiescherm waar in plaats van de jaarcijfers een egaal blauw vlak te zien was.
Herman nam het woord. ‘Ik stel voor dat we uw presentatie overslaan en doorgaan naar het volgende agendapunt. We komen in de knel met de tijd.’
Albert knikte voorzichtig. Hij kon er moeilijk iets tegenin brengen, maar hij had weken besteed aan de voorbereiding op deze presentatie. Op dat moment schoof de deur open. Een lange jongen stapte binnen en keek onzeker het gezelschap rond. ‘Jullie hadden gebeld?’ vroeg hij zacht.
‘Ja,’ riep Albert uit. ‘Ja, we hadden gebeld.’
‘Ah,’ zei de jongen schuchter, ‘ja ik stond al een tijdje in de gang om door het raampje te kijken. Ik dacht, de sfeer ziet er zo ontspannen uit, ik laat jullie maar even je gang gaan.’
‘Nou, nee, eh, ja, ik bedoel de presentatie werkt niet. Misschien kun je ons daar even mee helpen?’
De jongen liep naar voren en ging naast Albert staan. ‘Je bedoelt deze computer, staat de presentatie daar op?’ Albert knikte. De jongen sprak computer uit als kompjoetur. ‘Ik wilde de presentatie opstarten, maar kreeg alleen een blauw scherm en dat kreeg ik niet meer weg.’ Albert keek de zaal rond. Iedereen zat afwachtend naar hem en de bleke jongen te kijken die ondertussen was gaan zitten en begon te typen.
‘Hmm,’ zei de jongen.
‘Kun je iets vinden,’ vroeg Albert.
‘Hmm hmm,’ mompelde de jongen. ‘ja, wacht even …’
‘Het duurt niet lang mensen, ‘zei Albert tegen de zaal, ‘we kunnen zo weer door.’ Hij keek zenuwachtig naar Herman die onderuitgezakt met zijn telefoon zat te spelen.
‘Is dit uw eigen computer,’ vroeg de jongen. Kompjoetur, dacht Albert, ‘ja, deze is van mijzelf, hoezo?’
‘De updatelicentie is verlopen, heeft u hem lang niet aangehad?’
Albert was even van zijn stuk gebracht, ‘Ehm nee, ik gebruik hem thuis om presentaties op te maken. Nee, ik heb hem de hele week gebruikt. Ik heb thuis niets gemerkt.’
De jongen knikte verlegen en rommelde door op het toetsenbord. Op het scherm verdween de blauwe kleur en sprong het opstartscherm weer in beeld.
‘Doet hij het weer,’ riep Albert enthousiast.
De jongen keek niet op, ‘waarschijnlijk wel,’ ik zal een paar tests moeten draaien om te kijken of het systeem stabiel blijft.’
‘O laat dat nou maar zitten, als het even kan, we moeten echt door met de presentatie. Kan ik die niet gewoon afdraaien nu?’
De jongen keek op, ‘jawel, dat kan wel, maar ik zou toch echt even die tests willen doen als u het niet erg vindt. De updatelicentie …’
‘Ja, die is verlopen,’ antwoordde Albert geirriteerd. ‘Dank je wel. Ik zal hem zo snel mogelijk updaten als we klaar zijn. Maar nu moeten we echt door, dus als je het niet erg vindt …’
De presentatie floepte weer in het scherm. De eerste dia met Alberts naam erop kwam beeldvullend op de muur. ‘Als u er op staat,’ zei de jongen en hij stond op. ‘Gaat uw gang.’
Albert bedankte de knul en nam plaats voor het scherm. Hij begon zijn presentatie, die hij zo minitueus had voorbereid, af te draaien. De jongen wurmde zich al verontschuldigend achter de mensen langs naar de deur. Albert zag dat hij zich nog even omdraaide voordat hij naar buiten liep. En moment bleef hij Albert aankijken en het leek alsof er een miniem glimlachje rond zijn lippen speelde. En toen sloeg de deur dicht. ‘Wat een sukkel,’ dacht Albert. Maar hij besteedde er verder geen aandacht aan en ging verder met zijn presentatie. Regelmatig keek hij naar Herman en zag dat deze geboeid zat te luisteren. Mooi zo, mooi zo, ik ga ze inpakken, dacht Albert.
Opeens begonnen een aantal mensen achterin te gniffelen. Albert keek verstoord op. Hij zag meer mensen lachen. Hij raakte verstrikt in zijn woorden. Hij zag mensen onderling fluisteren en hij herkende de manier waarop. Het was het fluisteren als iemand mikpunt is geworden van een gemene grap. Of als iemand een enorme stommitiet had begaan, maar dat zelf nog niet doorhad. Het zweet brak hem uit en toen zag hij het ook. Op het scherm was een levensgrote afbeelding te zien van een grote naakte vrouw die zichzelf met een komkommer bevredigde. Albert gaf een gesmoorde kreet en drukte snel op de vooruit-toets op zijn toetsenbord. Er gebeurde niets. De vrouw bleef zich levensgroot bevredigen achter hem. Hij keek verward de zaal rond ‘ik weet … absoluut niet … ik ga gelijk even iemand … heeft u een momentje?’ Hij haastte zich achter de mensen langs en opende de deur naar de gang. Tot zijn schrik keek hij recht in de ogen van de jongen die net had geholpen met de computer. Albert deed een stap terug. ‘De computer … gelukkig u bent er nog.’
‘Doet hij het niet,’ vroeg de jongen serieus. ‘het kan zijn dat die updatelicentie …’
‘Nee!’ riep Albert, ‘wilt u alstublieft komen.
De jongen liep met Albert mee terug de zaal in. Daar was het ondertussen rumoerig geworden en riepen de mensen baldadig naar Albert of zijn presentatie nog lang ging duren. Herman zat glimlachend te wachten op wat Albert zou gaan doen aan de situatie.
‘Wat is dat voor presentatie,’ vroeg de jongen droog.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Albert nerveus, ‘niet de mijne. Ik wil dat hij weg gaat, ik bedoel, dit is belachelijk, hoe komt dit opeens tevoorschijn?’
‘Dat moet u mij niet vragen,’ antwoordde de jongen. Opeens kreeg zijn stem iets standvastigs. Hij keek Albert niet aan, maar keek geconcentreerd naar het scherm. ‘Dit is uw computer, ‘zei hij.
Kompjoetur. ‘Ja,’ zei Albert, ‘dat zei ik je net ook al.’
‘Aha,’ zei de jongen. Hij rommelde weer op het toetsenbord. Het scherm werd weer zwart en het opstartlogo kwam weer in beeld. ‘Ik heb hem weer opnieuw opgestart,’ zei de jongen, ‘en het lijkt me nu echt beter dat u mij de updatelicentie laat controleren.’
Albert keek zenuwachtig de zaal rond. Herman legde zijn telefoon neer. ‘We gaan door met de rest van de agenda, al moet ik zeggen dat u ons uitermate onderhoudend heeft verteld over uw project.’ De zaal schoot in een lachsalvo. Albert stamelde. De presentatie kwam weer in beeld. ‘U kunt in principe weer aan de slag,’ zei de jongen, ‘maar u was gewaarschuwd.’
Albert keek snel heen en weer tussen Herman en de jongen, ‘dank je, ik maak snel mijn verhaal af en dan kunnen we verder.’
‘Zo u wilt,’ zei de jongen. Herman zakte weer onderuit in zijn stoel.
Albert pakte de draad weer op. De jongen verliet weer de zaal. De deur sloeg nog niet dicht, of de zaal vuurde opnieuw een lachsalvo af. Onbedaarlijk en hard deze keer. Albert keek weer om. Opnieuw was daar de grote vrouw met de komkommer. Dit keer was het een ander plaatje. Hijzelf stond, slechts gekleed in een leren onderbroek, de komkommer bij de vrouw naar binnen te drijven. Albert vloog naar de deur van de zaal ‘waar is die jongen …’ Hij trok de deur open en zag de jongen net de hoek van de gang omlopen. Hij rende achter hem aan. Bij de volgende hoek trok hij hem aan zijn mouw. ‘Wat is er gebeurd met mijn computer, schoft.’
De jongen draaide zich rustig om. ‘U heeft de updatelicentie niet vernieuwd, dat heb ik u al verteld,’ antwoordde deze kalm.
‘Maar die plaatjes, dat kan toch niet …’
‘Het is uw computer,’ zei de jongen, ‘niet de mijne. Ik wil u best helpen, maar ik heb u al eerder gezegd dat ik beter een aantal tests kan doen voordat u verder gaat.’
‘Allemachtig,’ schreeuwde Albert uit, ‘hoe lang gaat dat duren dan?’
‘Niet lang,’ antwoordde de jongen, ‘maar ik denk dat u ondertussen beter terug kunt gaan naar de zaal.’
‘Wat, waarom,’ vroeg Albert ongerust.
‘U wilt denk ik graag weten welke afbeeldingen er ondertussen nog meer vertoond worden. Gaat u vast, ik loop achter u aan.’
En in blinde paniek rende Albert terug de gang door naar de zaal waar een oorverdovend gelach naar buiten golfde. Luid gescandeerd en van bonken op tafels en stoelen vergezeld galmde zijn naam door de gangen.

Plaats een reactie