Le Memphis (MW)
16 april 2014 Plaats een reactie
‘Als we dan toch in Parijs zijn, moeten we naar een nachtclub toch?’ Gek werden we ervan, alsof hij zijn beeld van Parijs nog steeds baseerde op de stripboekjes die bij zijn opa op zolder lagen. Een nachtclub. Wat verwachtte hij dan? Een rokerige gelegenheid op de hoek van een rustiek straatje? Waar mannen met alpinopetten hun Gauloises rookten en je glijerig naar binnen lokten? Waar je achter een bruin tafeltje met een karaf wijn voor je snufferd naar mollige vrouwen zat te kijken die in een konijnenpakje de cancan dansten? Dat verwachtte Ivo er inderdaad van. De hele dag al had hij ons suf gezeurd of we ’s avonds met z’n allen naar Le Memphis zouden gaan. Had hij in zijn oude Lonely Planet gezien en leek hem helemaal perfect. Hij kreeg zoals gewoonlijk zijn zin. We waren net zo lief in het hotel gebleven, maar het leek ons ook wel geinig om hem een keer teleurgesteld te zien. Zou geen kwaad kunnen. Na een pizza op de Place de la Republique pakten we de metro naar Bonne Nouvelle. Ivo was vreselijk opgewonden. Wij minder. De buurt zag er overigens niet slecht uit. We waren nog niet eerder in deze hoek van de stad geweest en alleen daarom al was de excursie de moeite waard. We konden Le Memphis alleen niet vinden. Ivo had ons wel plaatjes laten zien van een ouderwetse gevel met veel neonlampen en een uitnodigend bordje ‘club’ naast de deur. Maar we zagen nergens een bordje ‘club’. We liepen zonder succes een paar keer de straat op en neer, totdat we er genoeg van kregen en in ons beste Frans de weg gingen vragen aan een voorbijganger. Deze wees met een rap Algerijns accent naar een steegje waar een stoet containers van de stadsreiniging voor geparkeerd stond. Ivo raakte geirriteerd. ‘Nee,’ zei hij stuurs, ‘daar kan het niet zijn.’ We gingen toch maar even kijken. ‘Kijk maar uit dat ze je niet opensnijden en in een van die containers dumpen,’ zeiden we. En lachen! ‘Nou nou, zo kan hij wel,’ gromde Ivo. Het steegje was smal en werd half versperd door de groene stinkbakken en half door een steiger die over de hele lengte van de straat tegen de gevel was geplaatst. Maar helemaal achterin de steeg zagen we iets dat ons warempel bekend voorkwam. Het bordje ‘club’. ‘Moet je kijken,’ wezen we. Ivo haalde zijn schouders op en liep voor ons uit de steeg in. Achter de steigers kwam de schitterende gloed van de neonverlichting tevoorschijn. Le Memphis. Voor de deur stond een groepje onduidelijke mannen. Ze hadden geen alpinopetten op, maar rookten wel sigaretten. ‘He gezellig,’ grapten we, maar Ivo lachte niet mee. Wat een kloot. De deur was dicht. ‘Eh ja, we gaan gewoon naar binnen hoor,’ zei Ivo resoluut. Hij klopte aan. Het duurde even voor een klein luikje open ging. ‘Allo,’ antwoordde Ivo, ‘boîte de nuit?’ Het luikje ging weer dicht, waarna de zware deur zich opende en een golf van housemuziek en urinelucht ons in het gezicht sloeg. Een enorme Oost-Europeaan versperde de doorgang. Twentyfive euro,’ zei hij. Ivo knikte en haalde wat briefjes tevoorschijn. De Oost-Europeaan pakte het aan en stapte opzij. We liepen snel door, maar nadat Ivo langs de deur was, duwde de portier ons terug. ‘Per person,’ zei hij. We keken elkaar aan. Vijfentwintig euro voor een meurend hol met klotemuziek? Ivo stond in de hal en wenkte ons paniekerig zijn kant op. ‘Kom op nou jongens.’ Hij verdween uit het zicht omdat een groep skinheads hem opzij duwde. We kwamen tot de conclusie dat we bij lange na niet genoeg geld bij ons hadden. Onzeker wendden we ons tot de portier. ‘Pin?’ vroegen we op goed geluk. De man schudde zijn hoofd en opeens was de deur dicht. Wij stonden op straat, terwijl Ivo binnen was. We klopten opnieuw aan. Het luikje ging opzij en gelijk weer dicht. De deur bleef gesloten. Een van de mannen uit het groepje gooide zijn sigaret op straat. ‘Ne t’occupe pas,’ zei hij, ‘ce club est nul. Vous ne voulez pas passer votre temps dedans.’ Nu zagen we dat de mannen van de stadsreiniging waren. ‘C’est our friend,’ probeerden we hen duidelijk te maken, ‘he inside, dans le club.’ De man schudde zijn hoofd. ‘Je ne le ferais pas, si j’etais vous. Salut.’ We begrepen er geen zak van. De mannen liepen weg en lieten ons alleen in de steeg. Ondertussen bleven we op de deur bonzen, maar het luikje ging niet meer open. Wat nu? Het beste leek ons om te gaan pinnen, terug te komen en te wachten tot er een groep aankwam waar we ons bij aan konden sluiten. We hadden de pest in. Ook al zeiden we altijd dat het woord ‘gedoe’ niet in ons woordenboek voorkwam, dit vonden we niks. We liepen terug naar de Boulevard de Bonne Nouvelle. We konden geen pinautomaat vinden. Even later stonden we opnieuw voor Le Memphis. Er was natuurlijk geen nieuwe groep. ‘Je kunt het ook omdraaien,’ zeiden we, ‘wij doen godverdomme ons best om binnen te komen, maar Ivo komt ook niet naar buiten. Hij sms’t niet eens.’ Blijkbaar had hij het wel naar zijn zin. We dachten aan de Oost-Europeaan en de skins, maar schudden het van ons af. Als Ivo echt had gewild, was hij wel naar buiten gekomen. Hij had zijn nachtclub gezien, gemerkt dat het tegenviel en weer weg kunnen gaan. Zijn verlies pakken. Beetje uitgelachen worden. Biertje drinken tegen de schrik en dan weer lekker verder op vakantie. Niet dus. Het viel ons van Ivo tegen. Zwaar tegen. Bij de Place de la Republique hadden we eerder een leuk tentje gezien. Lekkere wijven ook. We werden het eens en liepen terug naar de metro. Ivo kon prima morgen in het hotel zijn verhaal doen. De volgende dag kwamen we er pas achter dat we er toch niet ver naast hadden gezeten met dat opensnijden en die containers.