Mus (PD)

“Dus ik zeg tegen God: ‘God, als u mij hoort, ik smeek u. Zorg alsjeblieft dat mij zussie beter wordt.’” zei Wim.
“En? Wat zei die?” vroeg ik.
“Niets. Of, nou ja, een paar dagen later gaf ‘ie me een teken. Denk ik.” Wim haalde zijn schouders erbij op.
“Hoezo?” vroeg ik.
“Loop ik door de Eerste Helmersstraat, valt er in eenen een dooie mus van het dak. Pats. Zo voor m’n voeten.”
“Kijk, daar heb je je antwoord. Alles heb een betekenis, Wim.”
“Dat zal best Frederik. Kijk, als die mus nou mijn zussie moet voorstellen, ziet het er niet best uit voor d’r,” zei Wim met een zucht.
“Misschien moet je ‘m dat maar eens vragen,” zei ik. Blij dat ik mijn vriend kon helpen.
“Wat? Wie moet ik vragen?” Wim keek me onbegrijpelijk aan.
“Aan wie…? Aan God natuurlijk… Dat van die mus.”