Flirt (MW)


Zoals ze naar me keek, wist ik het zeker. Haar ogen die mij langzaam likkend wenkten. Haar lichaam, gloeiend onder het lamplicht, nodigde me uit. Ik keek opzij. En weer terug. Nee hier, gekkie, lachte ze. Was dat een knipoog? Ik liep op haar af. Dit was mijn kans.

‘Dat is lang geleden,’ zei ze.

‘Ja,’ zei ik en dacht aan hoe de avond af zou lopen.

‘Heb je Victor trouwens al ontmoet?’ Ze trok iemand erbij. ‘Mijn vriend.’

Plannen (MW)


We hadden het er vaak over. Papa wilde liever met de auto. Wij met het vliegtuig. Ik had een landkaart aan de muur. Met vlaggetjes erin. Dat had ik op televisie gezien. Zo had ik overzicht op onze plannen.

Inmiddels konden we gewoon op de fiets. Het ziekenhuis lag om de hoek. Ze konden ons niet vertellen hoe lang mama nog moest blijven, maar dat ze nooit meer zou kunnen lopen, stond vast. De kaart heb ik maar laten hangen.

Dodo (MW)


Opa zat vaak boven, maar ik mocht daar niet komen. ‘Dan stoor je hem,’ hield oma mijn nieuwsgierigheid onverbiddelijk in bedwang. Pas jaren na zijn overlijden nam ik een kijkje op opa’s werkzolder. Rondom stonden kasten tot de nok. Ik bladerde door de boeken. Werkjes van zijn losgeslagen verbeelding. Waardeloos. Ik liet een container komen en ontruimde de zolder, zodat ik er met Christine in kon trekken. Het naambordje ‘Jules Verne’ liet ik aan de deur. Het had wel iets.

Flitsbezoek (MW)


Je kijkt voor je, met je rug naar de rijtjeshuizen. Een open plek die overal kan zijn. Zoals die hoek in Berlijn Kreuzberg. Die rand van Rio de Janeiro. Toen langs het water in Singapore. Alle steden waar je in je leven was, komen terug. Nog even kijken. Niet omdraaien. Hopen dat dit moment blijft duren.

‘Jezus man, waar blijft die bus?!’ hoor je achter je.

‘Mama?’, een kind.

Het is alweer voorbij. Toch was je even niet in Slotervaart.

De parelduiker (MW)


Ik kan het langst van allemaal. Daarom heb ik er zoveel. Na het duiken gaan we naar de markt om de parels te verkopen. Het is dringen, maar ik raak ze altijd kwijt. De toeristen willen thuis graag doen alsof ze ze zelf hebben opgedoken. Laat ze maar. Ik verdien er goed aan. Volgend jaar koop ik een koe. Dan kan mijn moeder melk maken. En misschien eten we over een paar jaar vlees. Ze zeggen dat dat heerlijk is.

Sterrenslag (PD)


‘Ik zeg het je. Daar komt gedonder van,’ zei zijn drinkmaatje nog tegen Henk.
‘Ik doe het toch,’ antwoordde Henk en liep met gebalde vuisten richting Karel.
Maar Karel zag het gedonder al aankomen en nam zijn maatregelen. Hij verkocht Henk een stomp op zijn neus, nog voor deze met een vinger naar hem kon wijzen.
‘Ik zei het je toch,’ riep het drinkmaatje. Maar Henk hoorde niets. Hij bevond zich nu in een duistere wereld verlicht door uitdovende sterretjes.

Grasduinen (PD)


Geen diarree, zonnesteek of malaria. Trouwens muggen zijn in geen velden of wegen te bekennen. Of de eindbestemming Thailand is of, dichterbij Heerhugowaard, ook platjes vormen geen gevaar. Zakkenrollers hebben geen schijn van kans en het lokkende kopen kopen van marktkooplui op de soek is aan dovemansoren. Op de terugreis geen jankende kinderen in het vliegtuig. Klappen om de captain te bedanken? Niet nodig. Aan het einde van de reis blader ik terug naar bladzijde 1 en vertrek opnieuw.

%d bloggers liken dit: