1989 (MW)
16 januari 2012 Plaats een reactie
Er zit modder op mijn broek maar ik heb geen zin er op te letten. We fietsen al zo lang. Mijn nek verbrandt er zit iets tussen mijn tanden. Daar bij de dijk zegt ze daar daar daar. Lachen en ervan door fietsen. Het zijn die blauwe bloemen die ik moet plukken niet vergeten. De blauwe vond ze mooi. Daar bij de dijk ligt ze al remmen de fiets in het gras gooien. Groene trui kan uit. Was ooit van iemand anders lag op een stapel met koninginnedag in het vondelpark. Gewoon meegenomen. Per ongeluk gaan dragen. Zal hem eens weggooien maar nu niet. Ga naast haar liggen grassprieten tussen mijn vingers roetsj roestj kleine zaadboeketjes tussen mijn handen. Laat ze los en ze dwarrelen blijven haken in de groene wol. Er zit een gat in de trui kan mijn vinger er helemaal doorheen steken. Dromer giegelt ze en trekt me bij haar. Kijk daar en ze wijst naar boven. Dat zijn ganzen denk ik zeg ik. Denk je lacht ze geef me maar een zoen en we kussen weer de hele middag ik wil niet weg ik wil hier blijven laat mij nooit meer thuiskomen.