Lima (MW)
17 juni 2011 Plaats een reactie
Tussen de vismarkt en de straat met de schoenmakers kwam ik haar tegen. Ze viel me direct op. Alsof ze niet van hier was. Ik liep naar haar toe, maakte een praatje, je weet hoe dat gaat. Ze leek me aardig. Ik deed vooral aardig. Ik stelde voor om samen wat te gaan eten. Ze lachte en stemde toe. In een van kakkerlakken vergeven eethuis aten we waterige soep met macaroni. Zij betaalde. Ik haalde haar over om even mee te gaan naar mijn huis, zodat ik haar terug kon betalen. Ze geloofde me. Moet ik dan spijt hebben?
De eerste paar dagen had ik veel geld. Ik had te eten. Drank. Vrouwen. Maar ik had geen plan, dus het geld verdween snel. Werk was er niet, dus ik kon het ook niet vinden. Ik hing veel rond over de stoffige straten en zat op de afgebladderde bankjes onder de palmbomen. Als je te lang geen raad weet, verdwijnt je gevoel voor proporties. Dat kan ik je wel vertellen.
Op de hoek bij het busstation stond een dikke vrouw tamales te bakken. De geur van melige aardappels met korrelig boterdeeg oversteeg de gebruikelijke straatgeuren. Het was een geur die je niet ruikt, maar die zich in je neusgaten smeerde. Een geur zo eetbaar dat je honger er door zou kunnen verdwijnen. Ik had een moord kunnen doen voor een tamale. Ha ha, wat een vreemde gedachte was dat eigenlijk. Hoeveel mensen denken niet dat ze een moord zouden doen? Wat verandert de wereld toch zodra je het wel gedaan hebt. Toen bedacht ik dat ik inmiddels genoeg geld had. Een idee waar ik blijkbaar aan moest wennen. Ik kocht een tamale.
Vanuit de lucht stelt de stad niets voor. Deed het vanaf de grond al niet. Een mierenhoop met vochtige holen en stinkende lichamen. Een dode meer of minder maakt niets uit. Wie mist haar? Een moeder? Een vader? Maak je niets wijs. Zij hebben andere zaken om over te treuren dan het verlies van een naamloze dochter.